Voorbereiding

Wudū’ (ablutie): Zonder geldige wudū’ is je ṣalāh ongeldig.

Schone kleding & plaats.

Qiblah: richting Kaʿbah in Mekka.

Tijdstip: Gebed moet binnen de juiste tijd verricht worden.

Volledige beschrijving van het gebed volgens de Sunnah

1. Intentie (niyyah)

Alleen in het hart.

Niet hardop zeggen.

Je weet welk gebed je gaat verrichten (bijv. “ik ga het Dhuhr-gebed bidden”).

2. Begin: Takbīrat al-Iḥrām

Hef je handen op tot schouder- of oorhoogte en zeg:

Allāhu akbar
(Betekent: Allah is de Grootste)

3. Opening duʿā’ (soennah)

Subḥānak Allāhumma wa bi ḥamdik, wa tabārakasmuk, wa taʿālā jadduk, wa lā ilāha ghayruk.

4. Recitatie

Soerat al-Fātiḥah (verplicht in elke rakaʿah)

Daarna een andere korte soerah of verzen (optioneel, behalve in rukuʿ)

5. Rukūʿ (buiging)

Buig met je rug recht, handen op knieën.

Zeg:

Subḥāna Rabbiyal-ʿAẓīm (minimaal 1x, beter 3x)

6. Qawmah (rechtop komen)

Kom overeind en zeg:

Samiʿallāhu liman ḥamidah (degene die leidt in congregatie)

Rabbanā wa laka al-ḥamd

7. Sujūd (neerknieling)

Op 7 punten: voorhoofd/neus, 2 handen, 2 knieën, 2 tenen.

Zeg:

Subḥāna Rabbiyal-Aʿlā

8. Zitten tussen 2 sujūd

Zeg:

Rabbi ighfir lī
(“O mijn Heer, vergeef mij”)

9. Tweede sujūd

Herhaal sujūd zoals eerder.

Dit is één rakaʿah. Herhaal dit afhankelijk van het gebed (2 voor Fajr, 4 voor Dhuhr, enz.).

Tashahhud (zit in de laatste rakaʿah)

Zeg tijdens zitten na de laatste sujūd:

At-taḥiyyātu lillāhi was-ṣalawātu waṭ-ṭayyibāt...
Volledige tashahhud is verplicht in de laatste zit (zie Sahih Muslim voor volledige tekst).

Steek bij "Ash-hadu an lā ilāha illā Allāh…" je wijsvinger omhoog en beweeg hem licht volgens overleveringen van Ahmad en Abu Dāwūd.

 Salāt ʿala an-Nabī

In de laatste tashahhud, na de shahāda, zeg:

Allāhumma ṣalli ʿalā Muḥammad wa ʿalā āli Muḥammad...

Afsluiting

Zeg:

As-salāmu ʿalaykum wa raḥmatullāh
(naar rechts, dan naar links)

Aanvullende punten

Rustig bidden, geen haast.

Khushūʿ (nederigheid) is sterk aanbevolen.

Bid zoals de Profeet ﷺ bad.

“Bid zoals jullie mij hebben zien bidden.” (Bukhari)